Nu al enkele dagen lees ik de denkbiografie van Dick Pels over Pim Fortuyn ‘De geest van Pim: het leven van een politieke dandy.’ Zowel van Dick Pels als van Pim Fortuyn heb ik les gehad in de periode dat ik sociologie studeerde in Groningen. Ik lees het boek met grote interesse. In vaak rake bewoordingen, waar ik me erg in herken, weet Pels Fortuyn te typeren. Van mijn kant wil ik mijn eigen ervaringen die ik had met Fortuyn toevoegen. Gewoon, omdat het een breder en completer beeld geeft van wie en hoe Fortuyn was. Althans, in mijn ogen. Ik weet dat Fortuyn zich niet meer kan verdedigen. Ik zal mijn commentaar daarom sober houden.
De eerste keer dat ik Fortuyn tegenkwam zag ik hem in tegenlicht weet ik nog. Hij stond voor de ingang van de kantine van het gebouw waarin sociologie was gehuisvest. Ik stond zo’n twintig meter bij Fortuyn vandaan. Ik merkte dat er spiritueel – omdat woord maar weer eens te gebruiken – contact was. Hij viel mij spiritueel aan. Ik merkte dat er een zwarte stang van de kant van Fortuyn in mijn lichaam stak. Tegelijk voelde ik een golfje lust voor Fortuyn in mij, dat, terwijl ik toch geen homo ben. Maar Fortuyn dus wel. Vanaf toen wist ik dat Fortuyn mijn vriend niet was. Wat je allemaal wel niet te weten komt tijdens zo’n woordenloos contact. Van mijn standpunt uit bekeken is het logisch dat je buitenstaander wordt als je binnen je eigen werkkring mensen gaat aanvallen. Fortuyn was dus zo’n buitenstaander.
In de opleiding sociologie in Groningen kon je destijds na het eerste jaar instromen in de sociologie of in de vrije studierichting Filosofie en Maatschappijwetenschappen. Ik koos voor F&M. Het had mijn sympathie weten te wekken tijdens het eerstejaarscollege ‘Inleiding in de sociale filosofie’, dat verzorgd werd door Lolle Nauta en Ger Harmsen, de twee professoren van F&M. Fortuyn was ook staflid van F&M.
Ook was ik na het eerste jaar bestuurswerk gaan doen. Ik was student-lid van het Dagelijks Bestuur. Tijdens die vergaderingen gebeurde er eigenlijk vrij weinig, maar was altijd wel een spanning aanwezig, weet ik nog. Dat had denk ik ondermeer te maken met dat er in dat jaar bezuinigd moest worden. De onderhandelingen daarover vonden plaats in een speciaal daarvoor opgerichte commissie, waarin de professoren die erover gingen met elkaar konden bakkeleien over hoe de lasten verdeeld moesten worden.
Het bestuursjaar was al vergevorderd toen de studieadviseur mij aansprak op de gang voor de vergaderruimte. Het was duidelijk geworden dat er ook bezuinigd moest worden bij F&M zei hij. Daardoor kon het onderwijsprogramma van F&M niet meer gegarandeerd worden. Om de docenten de gelegenheid te geven te gaan solliciteren bij een andere werkkring was het verstandig F&M op te heffen, zei de studieadviseur. Dat standpunt heb ik ingebracht in het Dagelijks Bestuur. Ook heb ik het, namens het Dagelijks Bestuur, verwoord bij Lolle Nauta, die het accepteerde. (Hoe kon hij ook anders).
Het was in die tijd tijdens een bijeenkomst van F&M dat ik een keer spontaan tegen Fortuyn zei: “En als Pim vindt dat het niet democratisch gaat, dan komt hij toch niet?”. Die opmerking ging over een aanstaande vergadering van de subfaculteitsraad, waar Fortuyn ook lid van was. Ik merkte dat Nauta schrok van die opmerking, want democratie was toch wel erg heilig natuurlijk binnen F&M. Maar ik vond dat Fortuyn mensen aanvalt op een manier dat ze het zelf niet doorhebben, en daar tijdens het menselijk samenzijn listig op inspeelt, en daar had ik een grote hekel aan. Vandaar dat ik dat zo zei.
Ik heb later ook nog een college gevolgd bij Fortuyn. Zijn arrogantie en zijn laatdunkendheid naar de studenten viel me daarbij op. Hij vond dat studenten niet veel soeps meer waren. Ze waren niet belezen, hadden geen inhoud.
Voor het tentamen mocht je naar eigen voorkeur een aantal boeken lezen, een aantal stellingen bedenken over de inhoud van die boeken, en die stellingen dan tijdens het mondeling tentamen verdedigen. Ik heb toen een drietal boeken van Fortuyn gelezen, en heb die boeken toen in een aantal stellingen de grond in geboord. Ik heb toch nog een zeven gekregen van Fortuyn. Uit het boek van Pels begrijp ik dat de manier hoe ik me in zijn bijzijn gedroeg precies was zoals hij het graag wou.